Het arbeidspsychologisch en arbeidsdeskundig onderzoek kan worden ingezet in een beoordelend kader. In het onderzoek wordt beoordeeld of het eigen werk passend is, zo niet of dit werk kan worden aangepast of dat er moet worden gezocht naar ander passend werk. Hierbij wordt gekeken naar mentale en psychosociale factoren van werknemer, waarbij rekening gehouden wordt met de werkcontext en omgevingsfactoren, zoals werkplek, organisatie, maar ook de thuis- en persoonlijke situatie. Eveneens worden knelpunten en interventiemogelijkheden onderzocht.

Opzet onderzoek

Een arbeidspsycholoog beschrijft aan de hand van een gesprek en psychologisch testonderzoek de huidige klachten, capaciteiten, persoonlijkheidskenmerken, ontwikkelmogelijkheden en waarden in werk in een medische rapportage voor de bedrijfsarts. Middels de verkregen informatie uit de medische rapportage stelt de betrokken bedrijfsarts een functionele mogelijkhedenlijst (FML), een inzetbaarheidsprofiel (IZP) of arbeidsmogelijkhedenlijst (AML) op. Tevens beschrijft de arbeidspsycholoog op niet-medische wijze adviezen in het werkgeversrapport. De arbeidsdeskundige start het arbeidsdeskundig onderzoek met de FML/IZP/AML en de niet-medische adviezen in de werkgeversrapportage.

In deze unieke werkwijze werken de arbeidsdeskundige en arbeidspsycholoog nauw samen om op multidisciplinaire wijze een goed onderbouwd advies te kunnen geven. De arbeidsdeskundige analyseert de eisen die de eigen functie stelt aan de werknemer. Onder eigen functie vallen de werkzaamheden die de werknemer voor uitval heeft uitgevoerd. De arbeidsdeskundige weegt de functiebelasting met de belastbaarheid zoals is weergegeven in de informatie van de bedrijfsarts, aangevuld met een toelichting uit het niet medische arbeidspsychologische rapport.

Wanneer de eigen functie niet passend blijkt, wordt onderzocht in hoeverre aanpassingen mogelijk zijn door aanpassing van taken, of het inzetten van voorzieningen en middelen in het werk. Is het eigen werk niet passend te maken, dan brengt de arbeidsdeskundige in kaart of werkgever ander werk kan aanbieden (spoor 1). Wanneer er geen ander passend werk in de eigen organisatie aanwezig is, onderzoekt de arbeidsdeskundige mogelijkheden voor passend werk elders (spoor 2).

Vraagstelling:

  • Kan werknemer de eigen functie bij de werkgever uitvoeren?
  • Zo nee, is de eigen functie met behulp van aanpassingen en/of voorzieningen passend te maken?
  • Zo nee, kan werknemer ander werk bij werkgever uitvoeren?
  • Zo nee, wat zijn de mogelijkheden met betrekking tot re-integratie voor werknemer en is re-integratie in het tweede spoor gewenst?
  • Wat is (de ernst van) het psychische klachtbeeld?
  • Welke randvoorwaarden zijn van belang om de re-integratie vorm te geven/ duurzame inzetbaarheid te vergroten?
  • Heeft zijn mogelijke therapeutische suggesties?