Hoewel de zorg bij werkgevers voor politieagenten en hulpverleners met posttraumatische stressstoornis (PTSS) nog steeds ondermaats is, neemt de aandacht ervoor de laatste jaren toe. ‘Het is heel goed dat mensen met PTSS nu beginnen op te staan’, zegt Rosalie Koolen, die als klinisch psycholoog is verbonden aan Ascender. ‘Zij vragen om psychische ‘reparatie’, maar ook een preventieve inbedding op het werk om het te voorkomen.’
In beroepen met een hoge werkdruk en waarin zich plotseling extreme situaties voordoen lopen werknemers het risico op PTSS. Dat geldt, zegt Koolen, niet alleen voor mensen die werken in conflictsituaties, zoals militairen of politieagenten, die te maken krijgen met heftige incidenten zoals ernstige ongevallen of geweld. ‘In de gezondheidszorg zie je ook dat een dramatische gebeurtenis een toxisch effect kan hebben op de hulpverleners. We weten dat debriefing niet helpt, zoals altijd de gedachte was, en soms zelfs averechts kan uitpakken. De impact is vaak een glijdende schaal; de ervaring werkt langer door en herbeleving maakt het steeds erger.’
Ze beschrijft het proces in grote lijnen: iemand kan een incident niet meer loslaten, het herbeleven van de herinnering kan zo invreten dat het professionele gedrag, maar ook het dagelijks leven, wordt ontregeld. ‘De gebeurtenis gaat als een olievlek meer levensterreinen beïnvloeden en soms totaal beheersen. Mensen gaan bijvoorbeeld ook de plek van het onheil ontlopen. Dan is er geen herstel mogelijk zonder een gerichte interventie van een psycholoog.’
Koolen heeft als klinisch psycholoog ruim 30 jaar in een algemeen ziekenhuis gewerkt en weet wat het betekent als iemand worstelt met een traumatische ervaring zonder dat de werkgever zich realiseert wat de impact ervan is. ‘Ik zag artsen en verpleegkundigen te lang tobben. Of mensen die op de IC werken en zeiden dat ze in de omgang met elkaar lomp worden, als een onhandige manier om ermee om te gaan.’
‘Vroeger was daar bij werkgevers geen aandacht voor – iemand moest geen ‘watje’ zijn en de volgende dag gewoon weer aan de slag gaan. Dat is langzaamaan gaan veranderen: zelf onderkennen dat je iets hebt opgelopen en dat het te groot en te heftig is om er mee door te lopen. In ziekenhuizen is er overigens al langer opvang geregeld, bij andere beroepsgroepen zoals de politie komt het nu op gang.’
Belangrijk is, zegt ze, dat psychologen in een vroeg stadium ingeschakeld worden. ‘Bij een intake is weliswaar beperkte tijd maar je gaat methodisch uitzoeken wat er aan de hand is. Ik til het op een niveau hoger, of er patronen zijn of dat het de zoveelste keer in een reeks van gebeurtenissen is waar iemand mee worstelt. Soms komt iemand binnen met een concreet verhaal; dit of dat is er gebeurd en ik kan het niet loslaten. Maar ik heb ook politieagenten meegemaakt die binnen kwamen met burn-out klachten of slaapproblemen of uitspraken deden dat het hen allemaal een beetje boven het hoofd begon te groeien. Daar bleek dan een PTSS onder te zitten. Soms zitten er verwijzingen in een bijzin. Je objectiveert wat iemand allemaal vertelt. Dan ga je een behandelplan opzetten. Dat staat en valt met het inzicht van de cliënt, en de motivatie om daarmee te werken. Bij de werkgever moet er erkenning zijn dat de impact van een gebeurtenis soms onvermijdelijk heftig is. Daar moet je samen mee aan de slag,’